Rechtsbescherming waterbewoner onder de
loep
Vorig jaar is een onderzoek gestart naar de mogelijkheden
om de rechtsbescherming voor waterbewoners te verbeteren.
Het zogenaamde Rigo-rapport heeft eindelijk het licht
gezien. Ook na meerdere lezingen hebben de opstellers mij
niet kunnen overtuigen van hun standpunt dat een volledig
publiekrechtelijk stelsel de beste waarborgen biedt. In
ieder geval niet voor de groep waarom het draait: de
waterbewoner. Overigens pretendeer ik niet het hele spectrum
uitputtend te behandelen.
Laten we beginnen met eigendom. Het meest omvattende
recht is de eigendom. Grond in eigendom hebben, ongeacht of
dit boven of onder water is, biedt dan ook privaatrechtelijk
de meeste zekerheid. Dit omdat de eigendom tegenover
iedereen werkt en in voorkomende gevallen resulteert in
schadeloosstelling door degene die inbreuk maakt op dit
recht.
Publiekrechtelijk biedt opname van de ligplaats in het
bestemmingsplan meer garanties dan opname in een
aanwijzingsbesluit. De procedure voor een bestemmingsplan is
met vele waarborgen omkleed en is bestendiger dan een
ligplaatsenverordening met een aanwijzingsbesluit en
vergunningstelsel. Een opmerking over die mantra
'flexibiliteit': overheden moeten zich ervan bewust worden
dat wonen op het water net zo min flexibel is als wonen op
de wal. Ook al woont iemand op een varend woonschip, de
beperkingen die overheden opleggen ten aanzien van het
vrijelijk afmeren/ligplaats innemen maken dat die
flexibiliteit heden ten dage ver te zoeken is.
Ook flexibilteit is daarom geen rechtvaardigingsgrond voor
een ongelijke behandeling van wonen op het water en wonen op
de wal. In een bestemmingsplan is vervolgens de bestemming
wonen te prefereren boven bijvoorbeeld 'water' met als
functie 'ligplaats woonschip'.
Liggeld heffen volgens een huurcontract kan meer zekerheid
bieden dan liggeld heffen volgens precario. Randvoorwaarde
is dat de huurbescherming voor onroerend wordt uitgebreid
naar ligplaatsen. Ook de huurprijsbescherming moet worden
doorgetrokken naar ligplaatsen. In beginsel is een
huurovereenkomst niet overdraagbaar, maar naar mijn mening
staat de wet ook nu niet in de weg aan partij-afspraken
hierover. Ook een clausule over wijziging van de huurprijs
bij overdracht kan door partijen worden opgenomen. Zo blijft
inzichtelijk welke huur een rechtsopvolger gaat betalen. Een
precariobelasting heeft niet de voorkeur, omdat de hoogte
van deze belasting slecht(s) wordt gecontroleerd door de
gemeenteraad. Zolang de publiekrechtelijke beslissers hun
maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen ten aanzien van
de hoogte van precario, is er niet zoveel mis met liggeld
heffen volgens deze systematiek. De praktijk wijst echter
uit dat precario het enige middel is waarmee overheden
gelegitimeerd en ongeclausuleerd roofbouw op de portemonnee
van de inwoner kunnen plegen. Bijkomend effect is dat
precariobelasting niet wordt meegewogen in de woonlasten.
Statistisch gaat deze groep inwoners er dus niet op
achteruit als de precariobelasting wordt verhoogd van 125
euro vorig jaar naar 750 dit jaar (hetgeen nu veelvuldig
wordt toegepast om de gemeentelijke begroting rond te
krijgen). Als gevolg van die democratische legitimatie,
toetst de rechter in beginsel marginaal. Kanttekening bij de
heffing van precario ex art 228 Gemeentewet is, dat deze
belasting mogelijk op gespannen voet staat met een
bestemming als 'ligplaats woonschip' (en mogelijk ook met
een aanwijzingsbesluit). Liggeld kan ook via art. 229
Gemeentewet worden geheven, maar zoals procedures in het
verleden hebben aangetoond, heeft een gemeente grote moeite
met het maken van de juiste kostentoerekening.
Alle alternatieven en combinaties in een matrix geplaatst
en vervolgens op rangorde gezet, kom ik tot de volgende
constateringen.
In de rangorde 'zekerheid' komt onderaan
verordening/aanwijzingsbesluit in combinatie met precario ex
art 228 Gemeentewet. Overheidsbaten: liggeld, optioneel woz
en rzb. Tweede is de verordening/aanwijzingsbesluit samen
met liggeld ex art 229 Gemeentewet. Overheidsbaten: liggeld,
optioneel woz en rzb. De derde mogelijkheid is opname in
bestemmingsplan in combinatie met liggeld ex art. 229
Gemeentewet. Overheidsbaten: liggeld, optioneel woz en rzb.
Vierde in rangorde is opname in bestemmingsplan samen met
huurcontract, op voorwaarde dat huur(prijs)bescherming
wettelijk is geregeld. Overheidsbaten: optioneel liggeld,
optioneel woz en rzb. Vijfde in de rangorde is de eigendom
zonder bijbehorende bestemming, maar wel
toestemming/vergunning voor het gebruik van de grond (onder
water) als ligplaats voor een woonschip of ontheffing voor
verbod tot gebruik als ligplaats. Overheidsbaten: liggeld,
optioneel woz en rzb. Zesde en meeste zekerheid biedende is
de eigendom in combinatie met opname in het bestemmingsplan.
Overheidsbaten: woz en optioneel rzb. (Voor alle
duidelijkheid: de woz wordt als optioneel aangeduid, omdat
de gemeente als eigenaar zichzelf geen woz-aanslag oplegt,
deze optie kan dus alleen worden geactiveerd door de
gemeente indien de grond eigendom is van waterschap,
provincie, bedrijf of particulier). Een complicerende factor
is of een woonschip als bouwwerk in de zin van de Wabo
(Woningwet) moet worden beschouwd. De Afdeling oordeelt van
wel en dat oordeel staat haaks op het standpunt van de
wetgever. De Woningwet is niet geschreven voor woonschepen,
zoals blijkt uit de parlementaire geschiedenis. De wetgever
heeft ook nadien deze wet nooit bedoeld voor woonschepen,
daarmee is dus ook de Wabo niet op woonschepen van
toepassing voor zover het gaat om het woonschip zelf.
De opdracht was na te gaan welke mogelijkheden er zijn om
de rechtsbescherming van waterbewoners te verbeteren. Buiten
de algemene bestuursrechtelijke beschermingsregels en wat -casuïstische-
rechtspraak, kent de waterbewoner helemaal geen
woonbescherming. Tot zover hebben de onderzoekers dat ook
wel begrepen, maar hun conclusie schiet toch echt te kort.
Zeker mevrouw Grooten, een van de opstellers, weet of moet
weten dat een volledig publiekrechtelijk stelsel geen
remedie biedt voor de gaten in de rechtsbescherming van
waterbewoners. De huidige wetgeving biedt überhaupt geen
rechtsbescherming aan de waterbewoner. Zoals de opstellers
al opmerken, is het een politieke keuze óf de
rechtsbescherming verbetering behoeft. Als dat niet zo was,
waarom dan dit rapport? Die politieke keuze is toch al
gemaakt, doordat de politieke partijen hebben aangedrongen
op een onderzoek? Rigo afficheert zich als onafhankelijk en
heeft zwaargewichten op dit onderzoek gezet. Ik kan mij niet
aan de indruk onttrekken dat die onafhankelijkheid heeft
moeten wijken voor een ambtelijk wenselijke uitkomst.
De tijd is aangebroken om de wetten open te breken en de
huidige en toekomstige waterbewoners dezelfde rechten te
geven als de walbewoners. De plichten, voor zover die niet
al zwaarder wegen dan die voor walbewoners, kennen we al en
behoren ook in evenwicht te worden gebracht. Neem in de
standaarden voor bestemmingsplannen op dat wonen ook betreft
'ligplaats/woonschip/woonark/drijvende woning' . Wijzig het
BW en de overige wetten zodat de grond onder water verhuurd
als ligplaats woonschip/woonark/drijvende woning ook onder
de huurbescherming en huurprijsbescherming valt. Grosso modo
vechten de waterbewoners al jaren voor deze wettelijke
beschermingsconstructies.
(Een kleine, maar niet onbelangrijke correctie op het
rapport van Rigo: een woonschipbewoner die grond (onder
water) huurt van een publiekrechtelijke rechtspersoon, komt
niet uit bij de bestuursrechter. Huurgeschillen vallen onder
de competentie van de kantonrechter.)
Liesbeth Koning |